Uniek maar gewoon mens
Het uitgangspunt in onze maatschappij is dat wij allemaal uniek zijn. Wij hebben allemaal onze eigenaardigheden, bijzonderheden. En dat klopt natuurlijk, wij zijn allemaal anders en hebben allemaal een eigen identiteit. Wij leggen hier dan ook elke keer de nadruk op. De maatschappij is gericht op het beeld dat je bent wie je bent, dat dat ook goed is en dat je daarom ook kunt bereiken wat je wilt. Je uniekheid is hierin de drijvende kracht en dat maakt je toekomst maakbaar.
En toch is dat ook meteen de veroorzaker van, best wel grote, problemen. Eenzaamheid is daar een goed voorbeeld van. Steeds meer mensen voelen zich eenzaam en ervaren dat als zeer onprettig, dus problematisch. Eenzaamheid ontstaat door het niet verbonden voelen met anderen, er is niemand anders zoals jij. Je voelt je dan ook niet gezien, niet gehoord, vaak niet begrepen en niet van betekenis. Hoe unieker je bent, des te eenzamer je bent.

Daar staat tegenover dat wij als mensen eigenlijk kuddedieren zijn. We willen graag ergens bij horen, ons verbonden voelen met anderen. En om ergens bij te horen moet je iets gezamenlijks hebben. Een gezamenlijke hobby (schilderen), interesse (filosofie) of eigenschap (humor). Je moet dus opzoek naar overeenkomsten die je hebt met anderen. Maar waarom gaan we dan, over het algemeen, juist opzoek naar het unieke in onszelf?
Ook ik heb natuurlijk daar geen passend antwoord op. Ik heb in mijn leven te maken gehad met best wel donkere, zware periodes. Periodes en gebeurtenissen waarin ik niet gezien en gehoord werd waardoor ik langzamerhand de verbinding met de maatschappij (en met mijzelf) verloor. Ik voelde mij in de steek gelaten, verraden en zeker onbegrepen. Mensen met wie ik in verbinding stond verzwakten en verbraken verbindingen. Zij konden niet overweg met de (unieke) persoon die ik toen was (en nog ben). Het gevolg was een enorm eenzaamheidsgevoel (aangevuld met een enorm schuldtrauma), dat mij ertoe bracht om te beslissen dat ik het blijkbaar niet verdiende om te leven. Ik wilde gewoon dood.
In mijn zwaarste periode werd ik gesteund door mensen in mijn directe omgeving. Er werd veel gepraat, veel geluisterd en langzamerhand ontstond er een soort van verbinding. Niet met mijzelf, maar met een klein groepje mensen om mij heen. Zij zagen mij, hoorden mij en accepteerden hoe en wie ik was. Ik kon gewoon uitspreken dat ik dood wilde en daar ook naar toe wilde werken. Zij accepteerden dat ik zo dacht, maar bleven mij zien, bleven mij horen en hielden de verbinding in stand. In de gesprekken was er plek voor mijn unieke gedachten en gedrag, maar werd er ook gezocht naar overeenkomsten. Dat laatste zorgde ervoor dat de verbindingen verstevigden en er verbindingen ontstonden met andere mensen. De start van het opnieuw verbonden voelen met de maatschappij.

Het aangaan van de nieuwe verbindingen was voornamelijk gebaseerd op overeenkomsten op het gebied van mentaal welzijn. Lotgenotencontact. In eerste instantie erg breed (ervaringsdeskundigheid), maar later steeds meer gekaderd op suïcidaliteit. Ik voelde dat ik iets kon betekenen voor anderen die met dezelfde soort gedachten rondliepen als mij. Ik kon met hen een verbinding aangaan op basis van iets wat we overeenkwamen, namelijk het hebben van een doodswens. Niet alleen kon ik iets voor anderen betekenen, zij konden ook iets voor mij betekenen. Dat is dan ook wel een belangrijk kenmerk van iets gemeenschappelijks hebben, iets voor elkaar betekenen. Deze overeenkomst is voor mij levensreddend geweest.
Het opzoek gaan naar overeenkomsten in plaats van verschillen was voor mij dus levensreddend. En ik denk dat dit voor veel mensen opgaat. Het feit dat er steeds meer mensen die te maken hebben met een doodswens opzoek gaan naar gelijk denkenden is hier wel een duidelijk voorbeeld van. Er komen steeds meer lotgenotengroepen voor mensen met suïcidale gedachten en er is een stijgende vraag naar individueel contact met een lotgenoot. Ik denk dat dit komt omdat wij als mens ergens voelen dat het hebben en ervaren van verbinding een belangrijke rol speelt in ons leven. Wij vinden het dan ook moeilijk om te leven in een maatschappij waarin het unieke aspect zo belangrijk is. Contact met anderen die tegen dezelfde zaken aanlopen is dan een eerste stap om te proberen weer met de maatschappij in verbinding te komen. Een stap die wij, denk ik, maken vanuit ons oergevoel. De onbewuste drang om ergens bij te horen.
Dit brengt mij bij een uitspraak van Thomas Merton.
Ik ben jou, jij bent mij.
Ik kwam terecht op de website van Frits de Lange die hierover een mooie blog schreef (https://www.fritsdelange.nl/jij-bent-mij-ik-ben-jou/). Hieronder een klein stukje hieruit:
“Thomas Merton (1915 – 1968), de beroemdste monnik van de twintigste eeuw,zocht het verschil met anderen en was daarom het liefst kluizenaar geworden. Maar op een dag overkomt hem iets dat hij later als een mystiek moment zal omschrijven, een keerpunt in zijn leven:
‘In Louisville, op de hoek van Fourth Street en de Walnut Avenue, in het midden van het winkelcentrum, werd ik ineens overweldigd door het besef dat ik van al die mensen hield, dat zij bij mij hoorden en ik bij hen, dat wij geen vreemden voor elkaar konden zijn al kenden wij elkaar niet eens. (…) Dit gevoel bevrijd te zijn van een denkbeeldig verschil was voor mij zo’n opluchting en vreugde, dat ik haast hardop begon te lachen. En mijn vreugde kan misschien het best worden weergegeven met de woorden: “God zij dank, God zij dank, dat ik net zo ben als de andere mensen, ik ben gewoon maar een mens tussen andere mensen’.
Merton kon voortaan niet meer over andere mensen in tweeën denken, dualistisch, ik tegenover jou, maar alleen nog maar vanuit het besef van diepe eenheid: ik ben jou, jij bent mij. Bevrijd van – wat hij noemde – ‘de illusie dat wij totaal verschillende wezens zijn’ wijdt Merton zich vanaf dat moment aan sociaal en politiek engagement.”
Ik ben jou, jij bent mij gaat dus niet over dat ik bepaal hoe jij bent of hoe jij bepaalt wie ik ben. Het gaat niet om de verschillen, maar het gaat om de overeenkomsten. Met als basisovereenkomst het feit dat wij gewoon allemaal mens zijn. Als we dat nu eens als uitgangspunt nemen, zou het leven dan misschien een beetje makkelijker worden?